Up, up and away!

Leave a comment
Geen categorie

‘Lekker, vakantie. Er echt even uit.’

‘Waaruit?’

‘Gewoon. De gedoetjes, het werk. Even los van alles.’

‘Los? Hoezo los? Je plant jezelf een tijdje over naar een buitenlands meer-van-hetzelfde waar je de genadeloze confrontatie met je volstrekte zinloosheid geen moment uit de weg kan gaan omdat er geen enkele dagelijkse druktemakerij is waarmee je die naakte waarheid kan verhullen zoals in de rest van het jaar? Eindelijk tijd om dankzij de waardeloze wifi na te denken over alles wat je steeds met man en macht uit je hoofd probeert te weren? Om na een week of wat opgelucht weer in je gewone gedoetjes te verzinken? Er echt even uit, hmpf. Er tot je lippen in, zal je bedoelen.’

‘Maar kijk dan. Zo’n mooi uitzicht!’

‘Ja, prachtig. Maar wel heel ver weg.’

(Voor J., de onwillige vakantieganger.)

14

Leave a comment
Geen categorie

Net als toen voelen mijn handen hem groeien: het te zware paar schoenen aan mijn twee vingers, mijn arm die het einde zoekt als ik een broekspijp binnenstebuiten draai. Ik vouw een shirt op en voel bijna een man onder mijn vingertoppen.

Maar deze is voor de bakker

Leave a comment
Geen categorie

Boontjes, tomblik, poezeknab, afap
Halfje volkoren.

Achterop, voeten op de stepjes, achter de fietsende rug naar huis vanaf de bakker met het halfje bruin voor tussen de middag op schoot, één hap van de warme korst, mag het? – zeiden we kapje of kontje? – en dan dwars door de korst met mijn vinger en graven naar het warme zachte brood. De verwaaide stem vanuit de hoogte: laat je nog wel wat over?

Want hoc est enim. Beatus ille, cave canem, ablabs.
Memento mori. Vrijdag ortho en neef Piet begraven, 88, [#hoezathet – zoon van zus van vader van je vader. Van de lammetjes]. Achter je rug zet de dood zijn tanden in je leven.

Maar nu eerst een nog warme korst met dik hagelslag.

Van vroeger

Leave a comment
Geen categorie

Ze liepen elkaar weer tegen het lijf op het Waagplein. Zijn blik liet haar leunen op de duwstang van de kinderwagen alsof ze een biertje bestelde. De dag was net begonnen, maar de nacht was nog lang.

Hij keek even in de wagen. ‘Jij?’ vroeg ze. Hij stak twee vingers op. Ze zwegen nog even. ‘Tja,’ zeiden haar schouders. ‘Dag hè,’ zei hij.